Paarden en MTB-ers

Paarden zijn van nature prooidieren en daarom willen ze vluchten als ze schrikken of als er gevaar dreigt. Zeker als er iets achter hen aan komt.
Alleen als ze niet weg kunnen, terwijl ze zich niet veilig voelen, kunnen ze gaan schoppen.
Je kunt aan een paard zien of het bang is of niet. Het zal zijn hoofd omhoog doen, oren en ogen allert, met korte pasjes lopen. Wanneer het paard ineens opzij springt en/of weg rent, is het geschrokken.
Als het paard onrustig heen en weer draait, vindt hij het spannend, wil weg, maar houdt de ruiter het tegen (heeft nog controle).
Een paard kan niet zien wat er recht achter hem gebeurt.
Wat mountainbikers het beste kunnen doen bij het passeren van ruiters:

  • Als je van achteren wilt inhalen, laat dan even horen dat je eraan komt, zeg bijvoorbeeld: “Hallo, mag ik passeren?”
  • Als het paard erg onrustig is, stap dan af en loop naast je fiets.
  • Geef de ruiter de gelegenheid het paard om te draaien, of stil te laten staan, zodat het kan bekijken wat er aan komt.
  • Rustig fietsen.
  • Soms helpt het nog iets te zeggen (“rustig maar, ik doe je niets”)
  • Afstand houden
  • Als je een paard tegemoet rijdt is er meestal minder kans op schrikken, maar ga ook dan iets rustiger fietsen.
  • N.B. Een ruiter hoort ook rustig te stappen wanneer je elkaar passeert.


Wat je beter niet kunt doen:

  • Schreeuwen / gillen.
  • Plotseling (piepend) remmen.
  • In volle vaart het ruiterpad (of een openbare zandweg) kruisen.
  • Vlak langs een paard gaan.
  • Achter een paard aanrijden, er achter blijven hangen